Het verhaal van Bas

Een van die dagen was Roze Maandag. Een mooi excuus om ze de stad te laten zien en voor mij om eens een nichtenkroeg binnen te stappen zonder verdacht te zijn.

Diep in mijn hart wist ik natuurlijk al veel langer dat er ‘iets’ was bij mij dat niet klopte. Toen ik een jaar of veertien was en van voetbalclub veranderde, zag ik daar bijvoorbeeld een aantalcobas2 jongens rondlopen die me op de een of andere manier opvielen. Niet dat in die tijd de gedachte speelde dat ik homo was of zo, ik wist nog niet eens wat het was.
Vervolgens kom je in de puberteit, je gaat stappen, je zit in een vriendenclub die van je verwacht dat je achter de vrouwen aanzit, je hebt je eerste seksuele ervaringen, noem maar op. Alleen die vrouwenjacht ging nooit zo natuurlijk als zou moeten. Ik kan me ook nauwelijks herinneren dat ik ooit écht verliefd geweest ben op een meisje. En de seks voelde nooit echt geweldig aan. Nou kan dat deels onzekerheid geweest zijn natuurlijk, maar ik voelde me d’r niet bij op m’n gemak.

Tijdens mijn heao-tijd vond ik het verder allemaal wel best. Nauwelijks vriendinnetjes gehad. In plaats daarvan studeerde ik, ging drie keer per week achter een bal aanrennen en liep alle concerten in Nederland en omstreken af. Ik woonde nog thuis, op een dorp, dat hielp niet echt mee. De voetbalwereld is ook niet progressief te noemen. Tel daarbij allerlei andere problemen en het laatste waar je je dan druk om wilt maken is je geaardheid.
Maar er veranderde ook het een en ander in het positieve: door de scheiding van m’n ouders was ik in één klap zelfstandig geworden, zonder de prestatiedruk van m’n vader in m’n nek. Ik raakte langzamerhand m’n voetbalvrienden kwijt en maakte kennis met andere vrienden, op school. Leven buiten dat kleine provinciestadje in het oosten van Brabant, het bestond!
D’r kwam pas echt schot in de zaak toen ik uit huis trok. De verhuizing naar de universiteit van Maastricht was eigenlijk het begin van m’n zoektocht: ik wist dat ik andere dingen wilde doen, maar wist niet wat. Ik dacht dat ik de universiteit wilde doen, dat bleek niet zo te zijn. Ik was destijds totaal niet happy. Het was echt de meest depressieve periode van m’n leven. Heb toen een maand lang vrjwel nix gedaan, alleen wat tentamens en beroepskeuzetesten en vooral heel veel nagedacht. En besloot uiteindelijk journalistiek te gaan doen in Tilburg.
De journalistiek bleek slechts een deel van wat ik miste. Het belangrijkste was wel, dat de school een omgeving vormde waar ik me eindelijk helemaal op m’n gemak kon voelen. Weinig bekrompen geesten, alles kon en mocht, gezellig, etc. Ik zag bijvoorbeeld ook een lesbische huisgenote rondlopen met haar vriendin. Ik vond dat geweldig, erg ongecompliceerd. Gewoon doen waar je zin in hebt. En ik zag haar janken na zwaar liefdesverdriet. Ik kon zelf zien dat potjes/homo’s dezelfde problemen hebben als hetero’s. Het was dus heel gewoon.

In de daaropvolgende twee jaar ging het ineens erg snel. Ik kreeg een maagbloeding, ook niet voor niks, denk je dan. Niet zo heel lang daarna kreeg ik iets met een meisje. Het was alweer een jaar of twee terug dat ik nog iets met een vrouw had gehad. Maar deze keer besefte ik dat het toch niet gezond kan zijn als je je zo slecht op je gemak voelt bij iemand waar je van zou moeten houden. Daar kon zij nix aan doen.
We schrijven dus maart 1997. Ik liep stage in Terneuzen, de vriendin wilde een weekend langs komen. Drie dagen romantisch zitten doen? Ik zou knettergek zijn geworden. ben dus naar Tilburg gereden en heb het uit gemaakt. Vervolgens ben ik eens echt goed gaan nadenken. Al jarenlang merkte ik dat ik soms wekenlang aan sommige jongens moest denken. Vanaf welke leeftijd kan ik zo niet aangeven. Elke keer had ik zoiets van: dit kan niet, dit mag niet, het gaat wel weer over. En natuurlijk gaan de gedachten ooit over. Uit het oog is immers uit het hart. Maar bloed kruipt ook waar het niet gaan kan. Er waren tijden dat ik dacht: ik blijf nog liever de rest van m’n leven celibatair dan dat ik toegeef dat ik homo ben (in het dagelijkse leven noemen ze die priesters). Er waren tijden dat ik dacht: ik zou nooit kunnen zoenen met een jongen. Er waren tijden dat ik dacht: ik zou nooit seks kunnen hebben met een jongen. Elke keer schoof m’n gedachtenpatroon op richting homo zijn, ik raakte gewend aan de gedachte.
In juli waren er twee Engelsen op bezoek in verband met de concerten van U2. Ze bleven een paar dagen bij mij logeren. Een van die dagen was Roze Maandag. Een mooi excuus om ze de stad te laten zien en voor mij om eens een nichtenkroeg binnen te stappen zonder verdacht te zijn. Nou, daar wilde ome Bas wel eens terug komen. De dag erna – na een pilsje of tien – stapte ik dus weer die kroeg binnen. Kwam gelukkig de enige homo tegen die ik ken. ‘Wat doe jij hier’, was uiteraard zijn eerste vraag. We raakten aan de praat, van het een komt het ander, dus ik had m’n eerste zoen te pakken.
Vanaf dat moment raakte alles in een stroomversnelling: ik had het geprobeerd en het was erg okee. Het werd me duidelijk dat ik elke keer, dat ik vroeger ooit aan jongens heb gedacht, heimelijk verliefd was. De details zal ik iedereen verder besparen.

De brief

Dag zusje,
ooit had papa een droom. Van een zoon. Die profvoetballer werd. En tegelijkertijd doctorandus in de bedrijfseconomie. Als het effe kon cum laude. En trouwde, kinderen kreeg en een prachtig huis had. Een stulpje van een ton of vijf uiteraard, zodat hij het tegen kennissen kon vertellen. Kortom: het jong werd geacht de levensdoelen te realiseren die papa zelf nooit bereikt had. Net zoals bij veel andere vaders, trouwens. En dus ging het menneke voetballen en studeren, op weg naar het ultieme doel: de ideale zoon worden.

Ergens op die mooi geplaveide boulevard ging het mis. Het begon op die zomerdag in 1988. Stadion De Vliert vormde het decor voor het begin van het einde van de droom. Zoonlief werd afgekeurd voor profvoetbal, zo deelde de dokter droogjes mee. Papa hield het die avond minder droog, voor het eerst in jaren vloeiden tranen. Tranen van zijn verdriet.
Dan maar doctorandus worden. Is ook best leuk om op verjaardagen rond te vertellen. Maar ook dat mocht niet zo zijn. De universiteit van Maastricht was deze keer het Waterloo. Waar zoonlief het voor de buitenwereld, en dus voor papa, goed naar zijn zin had in de door hem zo gewenste eigen studentenkamer. Waar de punten goed waren. En toch wilde het menneke iets anders. Schrijven in plaats van rekenen, journalistiek in plaats van bedrijfseconomie. ‘Dus je wordt nooit doctorandus’, was de eerste reactie toen hij het voor hem slechte nieuws hoorde van de verhuizing naar Tilburg, naar de Academie voor Journalistiek.

Hij had niet in de gaten dat deel drie van zijn droom op dat moment al kapot was. Omdat hij niet in de gaten had dat zijn zoon al jaren eerder gestart was met een zoektocht naar wat hij zélf precies wilde. Daarmee was hij al begonnen meteen na de scheiding van zijn ouders. Weg vielen immers de overspannen verwachtingen van zijn vader. Ineens kon hij op zijn dooie gemak gaan voetballen, zonder bang te hoeven zijn een tirade te krijgen na weer eens een tegengoal. Ineens kon hij naar concerten gaan zonder commentaar te krijgen dat zo’n kaartje eigenlijk veel te duur is. En kon het volgende verhaal ontstaan:

Het verhaal van het menneke
In de jaren op de Heao kreeg ik dat onbestemde gevoel dat zoveel mensen hebben. Het gevoel dat vertelde dat er meer was. Ik dacht vrijheid nodig te hebben, vandaar de tocht naar Maastricht. Maar op eigen benen staan bleek slechts een deel van de oplossing op de reis naar geluk. Ik realiseerde me dat de cijfertjes van de bedrijfseconomie wel leuk waren, maar niet voor de rest van mijn leven. Daarom veranderde ik van studie, ging journalistiek doen. Allemaal stapjes die me dichter brachten bij het ondefinieerbare gevoel ‘gelukkig te zijn’. Maar ik had op dat moment zelf nog geen benul van waar de reis me ging voeren.

Het was in de tweede helft van de jaren tachtig toen ik voor het eerst merkte dat sommige figuren lang door m’n kop bleven spoken. Jongens uit het voetbalelftal, of jongens op school. Op dat moment zocht ik er niks achter. De gedachten verdwenen vanzelf weer, probleem opgelost. Over tot de orde van de dag. Zo leek het. In die tijd ging ik ook voor het eerst regelmatig stappen. En kreeg dus voor het eerst wel eens wat met een meisje. Omdat het van je verwacht werd. Door vrienden, door familie. En door mijzelf. Wist ik beter. Je gaat met een groep jongens op stap en dan ga je op vrouwenjacht, zo simpel was het.
Ik kan me niet herinneren me ooit honderd procent op m’n gemak gevoeld te hebben als we ‘op jacht’ waren. Altijd had ik het gevoel aan verwachtingen te moeten voldoen. Daar had ik geen zin in. Ik wilde gewoon gezellig een pilsje kunnen drinken in de kroeg, meer niet. Dat werd tot op bepaalde hoogte geaccepteerd. Maar op een gegeven moment gaan de geesten zich onvermijdelijk scheiden. Je vrienden krijgen vriendinnen, jij niet of nauwelijks.
Natuurlijk vroegen mensen regelmatig of ik ‘nog geen vrouwke op het oog had’. Of: ‘Heb je niks met die Eva? Jullie passen zo goed bij elkaar’. Steeds maar weer ontkennen. Over het onderwerp heen lullen. Vrienden zoeken die nog geen verkering hebben. Keihard studeren om je gedachten te verbannen.

I might be going crazy
With all these things I have in mind
24 hours as a tripping daisy
Am I just one of a kind?
(by me)
Maar de gedachten bleven. Elke paar maanden kwam ik wel een jongen tegen die me op de een of andere manier aansprak. Waar ik een tijdje aan moest denken. Tuurlijk vond ik dat raar. Gelukkig wist ik uit ervaring dat na een paar weken zo’n persoon wel weer uit m’n hersenpan verdween. ‘Uit het oog, uit het hart’, zeggen anderen. Ik wist dat toen nog niet.
Jammer alleen dat de periodes waarin ik aan iemand dacht steeds langer werden. Het kostte steeds meer moeite de gedachten, en ondertussen ook fantasieën, te ontkennen. ‘Ik blijf liever celibatair dan dat ik iets met een jongen krijg’, dacht ik destijds. Bovendien: ik kom uit een dorp, leef in een enorme machocultuur (net name op het voetbal), het hele onderwerp homoseksualiteit speelt dan niet.

Wel bleef het onbestemde gevoel dat ik iets zocht dat ontbrak in mijn leven. Vandaar bijvoorbeeld de move naar Maastricht, op kamers. Vandaar de move maar Tilburg, de journalistiek in. Zaken die me steeds een beetje beter deden voelen. Maar waar ik dacht dat de filmpjes van jongens in m’n hoofd wel op zouden houden als ik verhuisd was, werd het juist alleen maar heviger.
In Tilburg kwam ik terecht in een studentenhuis met een lesbiënne (nou ja, eigenlijk een biseksuele meid, maar da’s een ander verhaal). Ze had enorm veel moeite met het feit dat haar relatie met haar vriendin net uit was. Tranen met tuiten. Ik moest ineens terugdenken aan de momenten waarop mijn zusjes de godganse dag huilden als een liefde weer was doodgebloed. Ineens zag ik ook dat homoseksualiteit iets heel normaals is. Het is gewoon liefde.
Tegelijkertijd kwam ik op school terecht in een heel vrije cultuur, waar bijna alles kon en mocht. Waar openlijke homo’s en lesbo’s rondliepen. Waar ik vrienden en vriendinnen kreeg waar je dagenlang mee kon praten, waarbij ik me volledig op m’n gemak kon voelen.

Het echte breekpunt was in de eerste helft van 1997. Na een relatief rustige periode kreeg ik net na nieuwjaar iets met een meisje bij ons op school. Het was de eerste min of meer serieuze relatie in enkele jaren tijd. En ineens werd ik weer doodongelukkig. Ik kon gewoon niet mijzelf zijn. Als we met z’n tweeën waren, voelde ik me totaal niet op mijn gemak. Ik voelde me weer zoals een aantal jaren eerder. Met één verschil: ik wist nu dat het anders kon en mocht.
Na een dikke twee maanden maakte ik het uit. Ik kon gewoon niet meer. Sterker nog: m’n gedachten werden beheerst door jongens. Altijd had ik gedacht het weg te kunnen drukken, maar er was geen ontkomen meer aan. In de zomer van dat jaar kon ik eindelijk even tot rust komen na mijn stage. Alles op een rijtje zetten. En ik wist: als ik een einde wilde maken aan alle twijfel, moest ik eindelijk eens actie ondernemen.
Halverwege juli kwamen er Engelsen langs voor de concerten van U2. Die bleven een paar dagen logeren, en een bezoekje aan Roze Maandag mocht natuurlijk niet ontbreken. Voor mij meteen een goede kans om ‘onverdacht’ een homokroeg in te duiken. En verrek: naast een hoop verwijfde figuren liepen er ook ‘gewone’ jongens en meisjes rond. Dus de dag erna (de Engelsen waren ondertussen vertrokken) ging ik terug. Raakte aan de praat met een huisgenoot van een vriend van mij, waarvan ik wist dat hij homo was. En van het een…kwam het ander.

Zusje, mocht het nog niet duidelijk zijn: ik ben homo. Nee, geen homofiel, dat klinkt als een of andere enge ziekte. Ik ben een gewone jongen die toevallig ook van andere gewone jongens houdt. ‘Ben je geen bi’, vroeg een van mijn beste vrienden me meteen. Nee. Ik weet het gewoon driehonderd procent zeker. Ik weet hoe een mooie vrouw er uit ziet, ik kan er alleen niet verliefd op worden, hoe zeer ik ook mijn best doe.
Na de heftige zomer van 1997 was het even rustig. Totdat ik stage ging lopen in Antwerpen. Daar kon ik op m’n dooie gemak het homoleven ontdekken. Ik realiseerde me al snel dat ik me totaal niet thuis voel in de gemiddelde homokroeg: verwijfde, aanstellerige figuren die vooral veel aandacht willen. Maar er bleken ook genoeg normale jongens rond te lopen. Ineens realiseerde ik me dat ‘die gedachten aan jongens’ uit het verleden gewoon verliefdheid was. Alleen durfde ik dat destijds niet toe te geven.

Ik zal je de details besparen, maar ik kreeg bijvoorbeeld vrij snel een vriendje in Gent. Eindelijk verliefd, eindelijk op m’n gemak. En uiteraard ook liefdesverdriet toen het uit ging. Ik besefte ook dat ik alle verloren jaren op het gebied van liefde in wilde halen. Maar dat lukt natuurlijk nooit. Het is jammer dat ik pas zo laat m’n coming-out had, het zij zo. Sommigen durven het hun hele leven niet toe te geven (die zitten meestal in een klooster of op een priestersopleiding).

Dit verhaal verklaart ook waarom ik bij jullie een stuk rustiger ben dan bij mij thuis, bij vrienden. Bij jullie wilde ik het onderwerp homoseksualiteit niet aansnijden, vroegen jullie bijvorbeeld of ik onderhand al een vriendin had. Kon ik vrienden uit het verleden tegen komen, die getrouwd zijn en kindjes hebben. Het was voor mij makkelijker dat te vermijden. De kloof tussen jullie en mijn leven werd steeds groter. Om te voorkomen dat de kloof onoverbrugbaar groot wordt, schrijf ik je deze brief.
Afgelopen weekend zag ik de film ‘Get real’. Over een jongen op een middelbare school in Engeland, die verliefd wordt op de sportbink van de klas. Ze worden verliefd op elkaar, maar de stoere sporter ontkent uiteindelijk zijn geaardheid, terwijl de ander zijn geheim openbaart in het bijzijn van alle leerlingen en hun ouders.
Een beetje cliché inderdaad, maar ik vond het tijd worden dat je ook weet wat zich in mijn hoofd afspeelt. Ik had het ook gewoon aan jullie kunnen vertellen. Ik ben bang dat ik dan belangrijke dingen zou vergeten en te emotioneel zou worden. Daarom besloot ik een brief te schrijven. Al besef ik dat jullie heimelijk best al wisten wat er aan de hand was.

I’m getting better everyday
I just don’t care what they say
People are talking, they were talking before
They don’t even know who I am anymore
I never wanted to be looking back
I need to find, some peace of mind
Gimme peace of mind
(dEUS)
Ooit had papa een droom. Die droom is in duigen. Het zij zo. Ik ben gelukkig.

Liefs,

Basje