Het verhaal van Neelis
Als ik deze vrijdag eens overdenk terwijl ik in de metro zit,
komt er één vraag naar boven drijven. Wat is homoseksualiteit
nou helemaal?
Het is haast een schok als ik besef wat de
essentie van de vraag is: wat is het nou helemaal? Dat een
jongen op jongens valt. Dat is alles. Waarom is dat dan geen
geaccepteerd gegeven, zoals dat wel het geval is bij jongens
en meisjes die op elkaar vallen. Ben ik soms anders door mijn
geaardheid? Ik weet wel zeker van niet. Ik eet net als
iedereen aardappels en groente, ik kijk ook tv, ik reis ook
met het openbaar vervoer, ik ga ook gewoon naar school, net
als iedereen.
En dan komen we al bij de school uit.
Sommige klasgenoten, hoewel iedereen er vrij normaal over
doet, komen met de gekste vragen, dingen die ik ook niet weet,
en ook helemaal niet hoéf te weten. Maar kennelijk vinden ze
juist die dingen interessant.
En die vragen dwingen me
dan weer om terug te keren op de eerder gestelde vraag. En dan
ontdek ik dat anderen me toch, op een bepaalde manier, anders
zijn gaan bekijken. Niet dat ik er niet meer bij hoor of
gepest word, maar gewoon dat ik “zo” ben.
De jongens in
de klas, die elkaar als geintje voor “homo” uitschelden houden
opeens hun mond dicht als ze beseffen dat ik in de buurt ben.
“Oeps, dat is er echt een, kop dicht!” Zelf lach ik er alleen
maar om, vooral omdat ze opeens rekening met mij houden. Met
mij! Eén van de minst opvallende uit de klas is opeens het
middelpunt, zo af en toe. Meestal als er weer iemand het lef
heeft me eindelijk eens te vragen of “het” waar is. Yep, dat
is het.
De meeste vinden het alleen maar knap en goed en
dapper dat ik er zo voor uitkom. Anderen weten fijntjes op te
merken dat ze het nooit aan me gemerkt hebben. Zie je wel? We
zijn weer bij het begin. Wat is het nou helemaal? Het staat
niet op mijn voorhoofd, mijn jas, tas en shirt zijn niet vol
gekalkt met het woord “gay”, ik loop er niet bij alsof ik net
van de damesafdeling van de H&M kom, ik loop niet te
gillen en te giechelen, kortom, ik ben absoluut geen fulltime
homo.
Niet dat het me niet bezighoud, maar ik straal het
niet uit, en dat hoeft ook helemaal niet. Ik hoef me ook niet
ineens anders te gaan gedragen, omdat ik gewoon mezelf ben. Ik
doe gewoon zoals ik altijd gedaan heb, alleen kan ik nu wat
openlijker zijn over mijn voorkeur, en dat is dan ook alles
wat er veranderd is.
Maar vooral de tientallen
benamingen die er voor homo’s zijn vind ik belachelijk, en
eigenlijk heb ik een gruwelijke hekel aan woorden als
homofiel, homoseksueel, flikker, mietje, poot etc. Verzin er
zelf nog maar eens een paar bij.
Maar zelfs gewoon homo
vind ik belachelijk klinken, alsof ik een aparte diersoort ben
die zeldzaam is. En ook gay trekt me dan niet zo erg aan,
hoewel de Nederlandse vertaling ook nog “blij” betekent. Dat
is dan wel weer te verteren, al blijft het belachelijk. Ik
hoef ook niet zo nodig trots te zijn op het feit dat ik “zo”
ben, maar meer op het feit dat ik er zo openlijk voor uitkom,
en er zo nuchter over doe.
De enige keren dat ik voor
homo werd uitgescholden waren op de basis- en middelbare
school, en op dat moment wist ik het nog niet eens van mezelf.
Misschien zijn anderen er beter in om het te zien, maar voor
die tijd lijkt me dat vrij belachelijk.
En hoewel er op
Discovery een heel interessante documentaire was waarin werd
verklaard dat homoseksualiteit vooral ontstond door omgang met
de andere sekse, waardoor je meer als meisje opgroeit, en dus
ook verliefd word op jongens, moet ik toch zeggen dat dit
absoluut niet op de basisschool gevormd is, aangezien ik
vooral met vriendjes speelde, en als ik al met vriendinnetjes
speelde gooiden we de Barbie’s met auto en al van de trap af,
met de bedoeling ze de meest vreselijke dood te laten sterven.
Niet echt een vredelievend persoontje dus, als het om de
Barbie’s ging althans.
Hoewel ik veel gepest werd op de
basisschool had dit absoluut niets te maken met hoe ik met
anderen omging. Ik was gewoon niet zo’n dapper figuur,
eigenlijk een beetje een sukkeltje, en, als ik het zelf
omschrijf, een heel lichte vorm van een sociale stoornis,
waardoor ik vrij moeilijk met anderen in contact kwam, en ook
niet goed wist hoe ik met anderen om moest gaan.
Toch
doorliep ik de basisschool vrij goed, ondanks de pesterijen
van mijn klasgenoten.
Op de middelbare school maakte ik
vrij snel contact met anderen, en ik kreeg al gauw een paar
vrienden. Maar zoals het wel meer mensen vergaat die van plan
waren een heel nieuwe start te maken ging het ook hier enkele
weken later fout.
Ik kreeg verkering met een meisje, en
we waren altijd bij elkaar. Ik ging zelden met de jongens om,
en kon ook niet zo goed met hen overweg, terwijl ik juist
precies wist wat ik wel en niet tegen een meisje kon zeggen.
Na twee jaar aan/uit maakte ik de verkering definitief
uit, vooral omdat zij vaak chagrijnig was en ik daar absoluut
niet mee over weg kon. Ik trok weer meer met de jongens op,
hoewel ik dat in de afgelopen twee jaar ook al weer opgebouwd
had. Al snel ging ik nauwelijks nog met de meiden om, en ik
ging ook elke dag met een maatje op de fiets naar school.
Reken wel: vijftien kilometer heen, vijftien terug. Toch
leverde ons dat niet veel bewondering op, we werden eerder
voor gek en gestoord uitgemaakt. Toen op een sportdag ook nog
eens een aantal klasgenoten meenamen op de fiets kwamen we al
snel tot de conclusie dat die meiden waardeloos waren tijdens
het fietsen. Ze raakten kilometers achter, en wij moesten dan
weer op ze gaan wachten. Daarna namen we zelden nog mensen
mee, afgezien van een paar goede vrienden die wél normaal door
konden fietsen.
In de vierde was onze vriendengroep heel
hecht. Tijdens de vakantieweek in de Ardennen na de examens
deelden we dan ook ons huisje met elkaar, en nog twee andere
jongens. Nog nooit had ik zulke goede vrienden gehad. Helaas
ben ik ze daarna een beetje uit het oog verloren, al komen we
elkaar nog wel eens tegen.
Het MBO was opnieuw een
nieuwe start, en inmiddels was ik ouder en wijzer geworden, al
word door sommigen aan beiden wel eens getwijfeld. Toch bleek
dat iedereen op deze school een stuk volwassener was, en ook
duidelijk met één doel kwamen: de opleiding afmaken, liefst zo
snel mogelijk. Al in het begin vielen er echter een aantal
mensen af, hoewel dat nooit invloed heeft gehad op de
onderlinge verhoudingen in de klas.
In het begin trokken
de jongens met elkaar op, en aangezien er maar acht jongens
waren vormden we een groep. De meiden deelden zichzelf meteen
op in andere groepjes: degenen die elkaar al wel kenden, en de
meiden die nog niemand kenden. Zo ontstonden er drie
meidengroepjes en een jongensgroepje.
Al snel ontdekte
ik dat de jongens, in tegenstelling tot de meiden, zich
helemaal niet serieus op de opleiding richtten en vooral
kwamen om lol te trappen.
Ik begon meer met de meiden
uit één groepje om te gaan die wel serieus bezig waren, en al
snel kwam ik meer bij hen terecht dan bij de jongens, al
vormde de complete klas altijd wel een vrij hechtte groep.
Het eerste jaar verliep vrij vlot, zonder veel
bijzondere gebeurtenissen, al ging ik wel meer over mezelf
nadenken.
Pas in de zomervakantie kwam ik echt tot de
ontdekking dat ik vooral jongens leuk vond, al was ik er nooit
echt mee bezig geweest. En, besefte ik in die periode, ik wist
het in de vierde al. Mijn eerste reactie was: “Shit,dat heb ik
weer.” Gelukkig herinnerde ik me dat een vriendin van me een
wel heel belangrijke uitspraak had gedaan tijdens oud en
nieuw, al had ik er toen nauwelijks bij stil gestaan.
Zij was bi.
Dus als er iemand was bij wie ik
terecht kon over dit onderwerp was zij het wel.
Toch
duurde het pas tot eind juli voor ik haar een brief durfde te
geven waar het in stond, en het duurde nog minstens een week
voor ik erover met mijn ouders begon.
Nu lijkt het
misschien of ik dit allemaal in een paar dagen ontdekte en het
zo eventjes ging vertellen, maar het heeft echt maanden
geduurd voor ik er voor mezelf zeker over was.
Gelukkig
reageerden mijn ouders goed, temeer gelukkig omdat ik helemaal
niet wist hoe zij er eigenlijk over dachten, en denken.
Samen met die goede vriendin begon ik eind september uit
te gaan in Apollo, een jongerenorganisatie voor homo-bi-en
lesbische jongeren die elke vrijdagavond café avond houden.
Via haar ontmoette ik andere homojongeren, en ook mijn
eerste vriendje. Dat duurde vijf weken, toen maakte hij het
uit omdat we elkaar zo weinig zagen. Pas weken later kwam ik
erachter dat hij eigenlijk een andere vriend had, al een week
terwijl hij nog “iets” met mij had, en dat die andere jongen
niks over mij wist.
Als ik op die periode terugkijk
realiseer ik me dat ik erg gelukkig was. Ik had een vriend,
lief en leuk, die mij ook nog leuk vond! Kon het beter? Ik
belde hem elke dag, of hij mij. We e-mailden veel, we woonden
vrij ver uit elkaar.
Waarom hij opeens een ander had
weet ik niet. Hij had me wel verteld dat hij bindingsangst
had, en bang was voor relaties, maar ik dacht dat ik hem daar
wel doorheen zou kunnen helpen. Jammer genoeg ging dat dus
niet zoals ik hoopte. En misschien is het achteraf maar goed
ook dat het uit ging, want wie er nu op terugkijkt zal zeggen
dat we eigenlijk helemaal niet zo bij elkaar pasten. En na
lang nadenken moet ik toegeven dat ik tot dezelfde conclusie
gekomen ben.
Opeens was al het contact weg. Geen e-mails
meer, geen telefoongesprekken meer, maar wel een klotegevoel
dat ik opeens iets kwijt was dat ik lief had. Het voelde alsof
er in me iets verdween en niet meer opgevuld kon worden.
Drie dagen later was ik er een beetje bovenop, en
besloot dat het weinig zin had om te gaan zitten treuren om
iets dat toch niet meer zou terugkomen.
En nu overdenk
ik dus wat het ook alweer precies was, wat homo zijn betekent.
Heeft het veel invloed op je leven? Gedeeltelijk. Ik merk dat
mensen om me heen anders met me omgaan, ook al beweren ze van
niet.
Ook schijn ik niet helemaal aan het normale
patroon van homo te voldoen, in de ogen van een aantal (vooral
mannelijke) klasgenoten. Zo leek het één van hen leuk dat ik
net als een meisje zou gaan doen, en me dus als een nicht zou
gaan gedragen. Maar dat kan ik niet eens, want zo ben ik niet.
En zo zal ik ook niet worden. Het interesseert me niet zoveel
wat anderen vinden, en hoe ze verwachten dat ik zou moeten
zijn, dat lukt ze toch niet. Kritiek leveren is makkelijk,
vooral omdat je dan niet naar jezelf hoeft te kijken.
Zelf merk ik wel dat ik losser ben geworden, sneller
mijn mond opentrek als me iets niet zint, en ook gewoon tegen
mensen in durf te gaan als ik het niet met hen eens ben.
Gelukkig maar, want het scheelt een hoop, en met een beetje
lef kom je wel een heel eind in deze wereld. Ook laat ik niet
meer zomaar over me heen lopen en geef ik anderen gewoon een
grote bek terug. En dat helpt.
Ben ik er trots op dat ik
homo ben? Nee, maar ik ben er wel gelukkig mee, en ik schaam
me er niet voor. Waar ik trots op ben is op het feit dat ik
diep in mezelf heb durven kijken en het niet alleen tegenover
mezelf, maar ook tegenover anderen rustig durf toe te geven.
Met een glimlach. En dat is het allerbelangrijkste: wees
jezelf, dan ben je het gelukkigst.
Neelis,
12 januari 2002